Mongoolse gerbils zijn doorgaans sterk en gezond. Ze zijn echter niet erg stressbestendig en nogal gevoelig voor epileptische aanvallen. Bij zo'n aanval legt de gerbil zijn oortjes al klapperend in zijn nek. Zijn snorharen gaan trillen, het lichaam schokt en het dier valt op zijn zij. De meeste gerbils komen vanzelf weer bij hun positieven als ze in een rustige, vertrouwde omgeving worden gezet. Soms echter kan zo'n aanval dodelijk zijn. Fok niet met dieren die erg stressgevoelig zijn.
Als maaltijd kun je een portie gemengd knaagdierenvoer serveren, zo nu en dan aangevuld met een kleine hoeveelheid groen. Je kunt de gerbil dierlijke eiwitten geven door wat honden- of kattenbrokjes of een meelworm te voeren. Een beetje extra vitamine C op zijn tijd kan voor een gerbil geen kwaad. Dat kan door af en toe een beetje caviavoer te geven waaraan (kijk op de verpakking) vitamine C is toegevoegd.Een volwassen Mongoolse gerbil weegt ongeveer een ons. Fors uitgevallen dieren kunnen wat zwaarder zijn. Sommige gerbils moeten aan hun lijn denken. Geef deze dieren niet te veel zonnebloempitten en andere calorierijke hapjes, anders worden ze veel te vet en dat is beslist niet goed voor hun gezondheid.
De Mongoolse gerbil is de meest gehouden gerbilsoort in Nederland. Misschien zegt zijn naam je weinig. Dat komt omdat dit dier bekend is geworden onder een heel andere naam: 'woestijnratje'. Maar die benaming is niet juist. Officieel behoort de Mongoolse gerbil namelijk tot de onderfamilie van de renmuizen en tot het geslacht van de woestijn- of zandmuizen. Daar is niets 'rattigs' aan!
De wetenschappelijke naam van de Mongoolse gerbil heeft een krijgshaftige klank: Meriones unguiculatus. Meriones was namelijk een Griekse krijger en unguis is het Latijnse woord voor nagel en samengesteld komt dat vrij vertaald neer op 'de krijger met de klauwen'. Een hele stoere naam dus voor een knaagdier dat inderdaad een paar duidelijk genagelde voetjes heeft, maar tegenover mensen de vriendelijkheid zelve is.
In het wild springt deze knager rond op de zanderige steppen van Mongolie. Hij werd in 1866 gevonden door de Franse ontdekkingsreiziger Pere Armand David (inderdaad dezelfde naam, waarnaar het Pater Davidshert is vernoemd). In 1935 werden er in de natuur enkele gerbilpaartjes gevangen, waarmee in Japan verder is gefokt. Van daaruit kwam de Mongoolse gerbil in 1954 in de Verenigde Staten terecht. Pas in de jaren zestig werd deze kleine knager een populair huisdiertje. Het zo vertrouwde 'woestijnratje' kennen we eigenlijk dus nog maar zo'n kleine veertig jaar! Wereldwijd worden er heel veel Mongoolse gerbils gehouden. Volgens een onderzoek zouden er alleen in Engeland al 250.000 gerbils wonen.
De gerbil lijkt wat bouw betreft een beetje op een mini-kangoeroe. Hij heeft een stel stevige achterpoten warmee hij niet alleen heel goed kan springen en rennen, maar ook op de grond kan roffelen. Met dat trommelgeluid waarschuwt de Mongoolse gerbil soortgenoten voor gevaar. Met zijn nagels kan hij goed graven. Ze vormen bovendien een soort gymschoentjes, waarmee hij heel hard kan lopen. Kenmerkend voor deze diersoort is de fraaie, lange en behaarde staart, die aan het uiteinde wordt gesierd door een pluimpje.
Als je een gerbil oppakt, moet je hem altijd bij de staartbasis, dichtbij het lijf waar de staart begint, vastpakken. Nooit halverwege de staart of aan het puntje, want dan loop je namelijk het risico dat de staart loslaat en je alleen nog een leeg velletje in je hand houdt. De gerbil gebruikt dit knappe stukje techniek in de natuur in uiterste nood om aan zijn vijand te kunnen ontsnappen.
De Mongoolse gerbil is een geliefde knager vanwege zijn vriendelijke aard. De diertjes zijn grappig om te zien en bijten zelden. Gerbils zijn vreselijk nieuwsgierig en zitten vaak op hun achterpoten, met hun Romeins gebogen neusje onderzoekend in de lucht gestoken. Bovenal zijn gerbils heel actief, zeg maar rustig: druk. Daardoor zijn ze wat minder 'aai- en knuffelbaar' dan andere soorten kleine knagers. Wel zijn gerbils behoorlijk slim en beschikken ze over een hele goede neus. De Canadese regering heeft zelfs ooit een plan ontwikkeld om gerbils in te zetten als 'speurhond' bij het opsporen van verdovende middelen.
Nieuwsgierig? Ik?
Gerbils zijn sociale dieren. In het wild leven ze in kolonies, waarbinnen een strikte rangorde heerst. Dit groepsdier voelt zich in zijn eentje absoluut niet op zijn gemak. Neem dus minimaal twee gerbils, bijvoorbeeld twee broers of twee zussen. Leuker nog is een groepje van drie of vier dieren. Als je het leuk vindt om eens een nestje te zien opgroeien, kun je een paartje aanschaffen. Na een of twee nestjes kun je dan, om een teveel aan nageslacht te voorkomen, de groep splitsen. De vader kan dan met zijn zonen en de moeder met haar dochters verder samenleven. Het verschil tussen beide geslachten is bij gerbils goed te zien. Bij de mannetjes is de afstand tussen anus en geslachtsopening groter dan bij vrouwtjes. Bij volwassen mannetjes is de balzak meestal goed te zien en vaak is de geurkleur, die gerbils midden op hun buik hebben, bij de mannetjes duidelijker zichtbaar.
In verhouding tot andere kleine knagers ontwikkelen gerbils zich langzaam. Ze doen er vrij lang over om volwassen te worden. Jonge 'gerbilletjes' zijn vanaf een leeftijd van vier tot vijf weken zelfstandig, maar hebben dan nog tijd nodig om verder uit te groeien en allerlei sociale vaardigheden te leren. Haal ze daarom niet uit het nest voordat ze zes tot acht weken oud zijn. Gerbils zijn vanaf een leeftijd van negen tot twaalf weken geslachtsrijp. Stel het fokken het liefst uit tot de dieren minimaal vijf maanden zijn. Na een draagtijd van 24 tot 26 dagen komen er een tot negen jongen ter wereld. Gerbils worden ouder dan andere kleine knaagdieren: gemiddeld halen ze een leeftijd van drie tot vijf jaar.
Gerbils zijn dag en nacht actief. Actie en slaap wisselen elkaar regelmatig af en daardoor is het altijd gezellig druk in Huize Gerbil. Zorg dat deze doenerige knagers zich niet gaan vervelen. Geef ze takken of kalkblokken om aan te knagen en voldoende bodembedekking om in te graven. Want dat is een van hun allergrootste hobby's!
Een traliekooi is niet zo geschikt als gerbilwoning. Door hun graaflust kunnen de dieren veel bodembedekking door de tralies naar buiten gooien. Een grote (aquarium)bak met voldoende ventilatie is een prima 'gerbilarium. Mongoolse gerbils zijn erg schoon en reukloos. Een een- of tweewekelijkse schoonmaakbeurt is daarom voldoende. Gerbils zijn vrij gevoelig voor kou. Geef ze daarom met name tijdens de wintermaanden voldoende nestmateriaal.
Gerbileigenaren hebben geen papierversnipperaar nodig. Gerbils knagen wc-rollen, overtollige kartonnen doosjes en proppen papier namelijk met veel plezier fijn tot kleine stukjes. Pas daarbij wel op voor (giftige) drukinkt. Je kunt je gerbil verwennen door hem regelmatig een zandbad te laten nemen in een grote schaal, gevuld met bijvoorbeeld chinchillazand. Zo'n bad is erg goed voor de gerbilvacht, vooral als deze wat vettig en open is. Bovendien houdt het 'badderen' de dieren bezig. Gerbils die niet voldoende te doen hebben, krabben uit pure frustratie vaak eindeloos in de hoek van hun verblijf.
Papier hier!!
Op tentoonstellingen zijn momenteel ruim tien gerbilvarieteiten bekend, maar dankzij de 'kleurenexplosie' wordt de Mongoolse gerbil tegenwoordig al in meer dan twintig kleuren gefokt. Een vlekkenpatroontje behoort ook tot de mogelijkheden. Naast de bonte gerbil is er de Canadese witvlek. Dat is een Mongoolse gerbil met twee kleine witte vlekjes: eentje op zijn kop en eentje, vlak daarachter, in zijn nek. Heb je een gerbil met een witte vlek op zijn keel? Helaas, dat is nou geen bijzondere Canadese keelvlekgerbil! Het keelstreepje is een hardnekkig schoonheidsfoutje, dat de sportfokkers vaak grijze haren bezorgt. Maar misschien vind jij zo'n streepje juist heel charmant. En je gerbil gaat met zo'n ongewenst 'stropdasje' heus niet minder gelukkig door het leven!
De 'originele' wildkleurige gerbil, ook wel naturel genoemd, heeft bruine haren met daaraan zwarte haarpuntjes. Zijn buik is creme-wit. Er zijn ook geel-wildkleurige (oranje met witte buik en rode ogen), witte, zwarte, lilac (blauwachtig met een rossige gloed), zilver-agouti (zilvergrijs met zwarte haarpuntjes) en cremekleurige gerbils. Lange tijd waren dit de enige gerbilkleuren, maar de afgelopen tijd zijn er in sneltempo heel veel kleurtjes bijgekomen, zoals de Siamees, meer de meer donkere Burmees en de zilverkleurige duifgrijs. Daarnaast zijn er nieuwe varieteiten die luisteren naar fraaie namen als nootmuskaat, honing en poolvos.